Verbasterde of foute Spreekwoorden

Je vind hier een lange lijst met foute en door elkaar gehaalde spreekwoorden. Hierdoor ontstaat er vaak een grappige betekenis. De Verbasterde of foute spreekwoorden zijn op alfabetische volgorde gezet.

    • ′t Is al weer vroeg laat.
    • ′t Is een goed jaar voor de tijd van het weer.
    • ′t Is zuipen of verpompen.
    • Aha, daar komt de kat uit de zak.
    • Al moet ik er blauw voor liggen.
    • Als de wind waait, huil ik met de wolven in het bos.
    • Als door een vreemde eend gebeten.
    • Als er één hek van de dam is volgen er meer.
    • Als er een schaap door de dam is, volgt het meer.
    • Als het zo door gaat, ga ik maat regelen.
    • Als je bedoelt wat ik begrijp.
    • Als je een hond zoekt kun je altijd wel een stok vinden.
    • Als je een kuil graaft voor een ander, moet je je eigen schep gebruiken.
    • Als je problemen hebt, kun je me altijd om zaad vragen.
    • Als u niet wilt dat u geschiet, schiet dan ook een ander niet.
    • Baadt het niet, dan schaadt het niet.
    • Beter een vrouw in de hand dan de lucht van tien.
    • Daar heb ik korte metten mee.
    • Daar is geen speld aan vast te knopen.
    • Daar is werkelijk geen land aan vast te knopen.

Daar kraait geen hond naar

    • Daar kraait geen hond naar.
    • Daar kraant geen haai naar.
    • Daar krijg je stierballen van.
    • Daar kunnen we wel een mouw aan breien.
    • Daar sta ik voor in het vuur.
    • Daar willen we wel een stempel in hebben.
    • Daar wrijft de schoen.
    • Daar zijn geen oorden voor.
    • Daar zit ′m de kruk.
    • Dan kunnen ze hoog of laag vliegen, maar het gebeurt niet.
    • Dan sta je mooi voor Jan met de korte lul.
    • Dank voor onze vruchtzame samenwerking.
    • Dat doet niet ter sprake.
    • Dat had je zeker niet achter mij gedacht.
    • Dat helpt geen nut.
    • Dat introduceert me niks.
    • Dat is boter na de maaltijd.
    • Dat is een dot punt com bedrijf.
    • Dat is een druppel in een bodemloos gat.
    • Dat is een eitje van een cent.
    • Dat is een nieuwe loot aan de tak.
    • Dat is er met de paplepel ingeslagen.
    • Dat is geen vraag op mijn antwoord.
    • Dat is geen zuivere koek.
    • Dat is het kalf achter de wagen spannen.
    • Dat is met stille trom gestorven.
    • Dat is niet tegen Dobbermansoren gezegd.
    • Dat is tegen het zere been getrapt.
    • Dat is uilen naar de zee brengen.
    • Dat is vechten tegen de bierkraan.
    • Dat is waar de angel wringt.
    • Dat kan er bij mij met de pet niet in.
    • Dat kan heel veel tijd duren.
    • Dat kun je op je klompen natellen.
    • Dat legt geen doden aan de zeik.
    • Dat slaat als een vlag op een modderschuit.
    • Dat slaat als een vlag op een varken.
    • Dat slaat kant noch wal.
    • Dat slaat nergens over.
    • dat staat als een klok.
    • Dat vindt medio halverwege januari plaats.
    • Dat waren twee zieltjes onder één arm.
    • Dat was een schot voor open boeg.
    • De aandeelhouder wint.
    • De aap valt niet ver van de boom.
    • De appel valt altijd onder de boom.

    • De appel valt niet ver van de peer.
    • De appel valt niet ver van het huis.
    • De bakken komen met regen naar beneden.
    • De beste stuurlui raken kant noch wal.
    • De beste stuurlui staan op de brug.
    • De beste stuurlui sturen het best.
    • De enige leiding die hier werkt is de waterleiding.
    • De hete aardappels uit het vuur halen.
    • De klappen van de week.
    • De kwijt weg zijn.
    • De laatste klap is een daalder waard.
    • De morgenstond heeft appel in de mond.
    • De nieuwbouwhuizen gaan hier als zoete koek over de toonbank.
    • De onderhandelaars van de partijen hebben een reageerakkoord gesloten.
    • De overvallers begonnen zomaar in het wilde westen te schieten.
    • De soep zal wel niet zo warm worden als ze nu lijkt.
    • De steentjes uit het vuur halen.
    • De zanger kreeg een staande ovulatie.
    • Deze steekt er met kop en schotel bovenuit.
    • Deze vogel moeten we niet over het net laten schieten.
    • Die actie sloeg in als een kogel door de kerk.
    • Die jongens steken met de kop boven het koren uit.
    • Die klant werd me in de schoot geduwd.
    • Die laat ik me niet door de neus heen schieten.
    • Die twee zijn vier handen op een buik.
    • Die vrouw is ook lekker gemutst.
    • Die zit in hetzelfde scheepje.
    • Dit is een pleister op een houten been.
    • Dit steekt er met kop en schotel bovenuit.
    • Door het mandje zakken.
    • Een advocaat in de hand nemen.
    • Een ballonnetje opgooien.
    • Een bloeden voor het doekje.
    • Een geval van de klok die de klepel heeft horen hangen.
    • Een goede buur is beter dan een slechte vriend.
    • Een praatje voor het bloeden.
    • Een slag achter de hand houden.
    • Een weg van meten en persen.
    • Een zwaluw brengt nog geen herfst.
    • Eerst keken we de aap uit de boom.
    • Eigen paard is goud waard.
    • Eigenwijsheid is je eigen wijsheid.
    • Elk klokje tikt zoals het gebekt is.
    • En toen is de druppel over de emmer gegaan.
    • Er is een tijd van komen en een tijd van slaan.
    • Er is geen koe zo bont of er zit wel een staart aan.
    • Er moet kaas op de plank komen.
    • Er waren 3 doden, waarvan twee ernstig.
    • Er was vandaag niks nieuws onder de horizon.
    • Er zijn harde noten gevallen.
    • Ergens een punt aanbreien.
    • Even door de knoop heenbijten.
    • Gaat er nu een mapje bij je rinkelen?
    • Geef mijn portie maar aan Flipper.
    • Geen haar op zijn hoofd die daarnaar kraait.
    • Gij zult niet dooien.
    • Hartelijk gediskwalificiteerd.
    • Hartelijk geteleviseerd.
    • Heb je het gedaan, krijg je nóg de schuld.
    • Het beste paard achter de wagen spannen.
    • Het bijltje in de ring gooien.
    • Het brandje lampt.
    • Het escaleert helemaal uit de hand.
    • Het gaat uitstekelijk met me.
    • Het gouden ei van columbus.
    • Het hout snijdt aan twee kanten.
    • Het is een hekel punt.
    • Het is een visuele cirkel.
    • Lekker winkelen zonder zorgen - Gratis verzending en retour
    • Het is het één of het twee.
    • Het is niet allemaal zonnegeur en maneschijn.
    • Het is niet alles koek en ei wat er blinkt.
    • Het kost een placenta, maar dan heb je ook wat.
    • Het leven is geen krentenbol.
    • Het mes snijdt aan drie kanten.
    • Het moet ook in je liggen.
    • Het onderste uit de kast halen.
    • Het regent dat het pijpt.
    • Het sop en de geit sparen.
    • Het was zo stil, je kon een muis horen vallen.
    • Het wiel opnieuw uitzoeken.
    • Het wordt tijd om de zure appel door te hakken.
    • Het zicht in de ogen van de haven.
    • Hier heb je een eigen koekje.
    • Hij die zonder zit, werpe de eerste munt.
    • Hij doet altijd zo hoog uit de boom.
    • Hij gooide de knuppel in de glazen.
    • Hij gooit de ring in de handdoek.
    • Hij had kip noch kraai.
    • Hij heeft de klok horen luiden maar hij weet nog niet waar de kerk staat.
    • Hij heeft een aardje naar zijn gaatje.
    • Hij heeft er geen boter, kaas en eieren van gegeten.
    • Hij heeft geen stuiver om zijn kont te krabben.
    • Hij heeft heel wat noten op zijn balk.
    • Hij heeft kip noch kraai.
    • Hij heeft me bij de bok.
    • Hij heeft veel melk in de pap te brokkelen.
    • Hij heeft z′n arm in een nutella.
    • Hij heeft zich er met een leien dakje vanaf gemaakt.
    • Hij helpt je van de wal in het schip.
    • Hij hoorde het kwartje vallen.
    • Hij is helemaal uit z′n doen en laten.
    • Hij is nog niet droog achter de luier.
    • Hij kan de pot door.
    • Hij kijkt alsof hij vuur ziet branden.
    • Hij liet niet het puntje van zijn tong zien.
    • Hij moet zijn eigen peultjes maar schillen.
    • Hij probeert altijd het sop en de kool te sparen.
    • Hij voelde zich als een vis in de vijver.
    • Hij voelt zich als een kip in het water.
    • Hij was opslag halfdood.
    • Hij wil alle deuren achter zich verbranden.
    • Hij wou ook een schep in het zakje doen.
    • Hij zal wel een keer tegen de mand lopen.
    • Hij zette de voeten in het zand.
    • Hij zoekt weer muggen op laag water.
    • Hoe heet jouw naam?
    • Hoe zullen we dat varkentje even schillen?
    • Hoeveel heb jij in de wijn te brokkelen?
    • Hoge bomen vangen veel ballen.
    • Hoge bomen zijn het oudst.
    • Iedereen kan op zijn klompen natellen dat dat niet klopt.
    • Iemand blij maken met een dooie kip.
    • Iemand blij maken met een dooie mug.
    • Iemand de oren van het hoofd schreeuwen.
    • Iemand dood maken met een blije mus.
    • Iemand tegen het harnas schoppen.
    • Ik ben er helemaal infuus van.
    • Ik ben erg quensecont.
    • Ik ben geen blond dompje.
    • Ik ben geheel cellulose vrij.
    • Ik ben hier geboren en opgetogen.
    • Ik ben mooi met de aap uit de mouw gelogeerd.
    • Ik ben niet bijgelovig, want dat brengt ongeluk.
    • Ik doe dat met hart en nieren.
    • Ik erger me kostelijk.
    • Ik ga alles in de draak steken.
    • Ik ga niet met jou onder discussie.
    • Ik gaf hem een koekje uit eigen doos.
    • Ik heb dat balletje wel zien rollen.
    • Ik heb de kok horen fluiten, want hij weet niet waar de lepel hangt.
    • Ik heb drie punten, ik begin bij punt vijf.
    • Ik heb een appeltje opgegooid.
    • Ik heb een bijzonder lage pet van hem op.
    • Ik heb een gespierde scheur.
    • Ik heb een leuke jas op de kip getokt.
    • Ik heb er gevaccineerd naar gekeken.
    • Ik heb me bont en blauw geërgerd.
    • Ik heb me lap geslachten.
    • Ik heb met jou nog een varkentje te schillen.
    • Ik hoef het wiel toch niet alleen uit te vinden.
    • Ik hou me verstandelijk stil.
    • Ik kan dit niet door de beugel tolereren.
    • Ik kan er geen hout van maken.
    • Ik kan er geen kaas van maken.
    • Ik kan er geen soep van bakken.
    • Ik kan er geen speld aan vastknopen.
    • Ik kan geen ijzer met handen smeden.
    • Ik kom niet door je telefoon heen.
    • Ik kreeg een klap en was meteen disney.
    • Ik laat het langs mijn koude kleren afglijden.
    • Ik lach me de broek uit.
    • Ik leg hem geen haar breed in de weg.
    • Ik maak van mijn mond geen moordkuil.
    • Ik moet niet teveel rijden, ik moet nog drinken.
    • Ik sla niemand over het hoofd.
    • Ik spreek jou nog wel onder 2 ogen.
    • Ik spreek vloeibaar Nederlands.
    • Ik sta helemaal triplex.
    • Ik sta in mijn hemd met mijn rug tegen de muur voor het blok.
    • Ik vergis je.
    • Ik vind dat ze te veel hooi op hun kerfstok nemen, maar mijn schuld kan dat niet helpen.
    • Ik voel het aan mijn badwater.
    • Ik voelde me het gebeten schaap.
    • Ik weet het zeker, denk ik.
    • Ik wil de onderste steen boven water krijgen.
    • Ik wil geen dooie honden blij maken.
    • Ik wil haar graag een riem onder het hart steken.
    • Ik wil mijn beste beentje bijdragen.
    • Ik word met scheve schaatsen aangekeken.
    • Ik zal dit robbertje eens even oplossen.
    • Ik zet me met hand en tand in voor dit bedrijf.
    • Ik zou niet graag naast zijn schoenen willen lopen.
    • Ik zou niet naast zijn schoenen willen lopen.
    • In het holst van de leeuw.
    • In het land der blinden is de eenoog een extremist.
    • In je dak gaan.
    • Ja of Ja wat is het ?
    • Je bent de aap om de tuin aan het leiden.
    • Je beste beentje laten zien.
    • Je brengt mij helemaal van mijn abrikoos.
    • Je brengt mij helemaal van mijn apropolis.
    • Je denkt toch zeker niet dat je bang voor me bent ?
    • Je hebt er geen hout van gegeten.
    • Je imiteert me mateloos.
    • Je kunt geen handen met ijzer breken.
    • Je kunt geen omelet maken zonder eieren te bakken.
    • Je moet een gegeven paard niet aan de bek trekken.
    • Je moet geen oude koeien uit de boom halen.
    • Je moet geen wakkere honden slapend maken.
    • Je moet je kop houden als je tegen me praat.
    • Je moet je niet de kaas voor de voeten weg laten maaien.
    • Je moet leren water bij de melk te doen.
    • Je moet niet dronken dat ik denken ben.
    • Je moet niet gaan denken dat het paard al gezonken is.
    • Je moet niet het kind met de doofpot weggooien.
    • Je moet wel goed beslagen te paard komen.
    • Je speelt met het oog van de naald.
    • Je weet nooit hoe een dubbeltje rolt.
    • Jij wilt de duiven gebraden in je mond gevlogen.
    • Jongens, zo komen jullie geen haarbreed verder.
    • Jullie hebben geen klap in die melk te brokkelen.
    • Jullie zitten zeker al met smacht op mij te wachten.
    • Kijk uit dat je niet teveel hooi op je schouders neemt.
    • Laten we elkaar geen doetje noemen.
    • Laten we elkaar geen zand in de wielen strooien.
    • Laten we geen oude vissen uit de sloot halen.
    • Laten we met een schone luier beginnen.
    • Lekker winkelen zonder zorgen - Gratis verzending en retour
    • Mag ik de zout en paperclip?
    • Mag ik even voorbij passeren?
    • Mag ik twee cola en een blaatje spauw?
    • Met een mug op een olifant schieten.
    • Met een olifant op een mug schieten.
    • Met hem heb ik nog een varkentje te schillen.
    • Met het schaamrood op de lippen.
    • Met je armen tegen de muur staan.
    • Met je goeie been uit het verkeerde bed stappen.
    • Mijn handen in de jouwe steken.
    • Mijn vrouw begint aardig te demonteren.
    • Moet je zeggen wie het hoort.
    • Muggen op laag water zoeken.
    • Naast het net vissen.
    • Niet geschoten, altijd raak.
    • Nou komt de muts uit de aap.
    • Nou moet ik dit robbertje nog even wassen.
    • Nou, dan laten we hem toch lekker in zijn vet gaar soppen?
    • Nou, dat doe je niet verdienstelijk.
    • Och, daar kraait geen hond naar.
    • Onomsmakelijk met elkaar verbonden.
    • Ons bedrijf gaat fusilleren.
    • Oog om oog, hand in hand.
    • Op een bordje bij de groenteman : kerst omaatjes.
    • Op twee paarden hinken.
    • Qua geld kost dat financieel niet duur.
    • Schnitzel met een slaadje bla.
    • Slakken op laag water zoeken.
    • Sorry, neemt u mij niet dadelijk.
    • Spreken met de tong op het hart.
    • Tegen het zere huisje schoppen.
    • Teveel hooi op de nek krijgen.
    • Toen kwam de appel uit de mouw.
    • Tot de schijt ons doodt.
    • Trek een aap een jurkie aan, het blijft een lelijk ding.
    • Uitgeproduceerde asielzoekers.
    • Van alle kanten werd er moed in mijn schoenen geschoven.
    • Van dikke planken zaagt men hout.

  • Van een kale kikker, kan je niet plukken.
  • Van het kastje naar de wal.
  • Vanavond gaan we de bloempotjes buiten zetten.
  • Vind ik wel lekker klikken.
  • Volgens mij barst daar geen zak van.
  • Voor de kerk de deur uit.
  • Voor een dubbeltje op de laatste rij zitten.
  • Vroeger, toen je koe nog met een korte oe schreef.
  • Waar een wil is, is een glad wegdeksel.
  • Waar rook is, is rook.
  • Waar woont jouw huis?
  • Waar zijn de haswandjes.
  • Waar zitten we nu helemaal naar toe te lopen?
  • Wat gij niet wilt dat u geschiedt, dat boeit ons hoegenaamd geen biet.
  • Wat jij vindt zal nooit gevonden worden.
  • Wat was dat een dramage.
  • We blijven de kar achter de wagen spannen.
  • We draaien hier om de hete aardappel heen.
  • We gaan er met de volle 50% tegenaan.
  • We gaan er met verkrachte eenden tegenaan.
  • We hebben ons de schoenen uit de sloffen gelopen.
  • We hoeven niet opnieuw het ei uit te vinden.
  • We kregen nul op het orkest.
  • We moesten echt op een touwtje bijten.
  • We moeten alle rotte appels eruitsnijden.
  • We moeten de handen uit de mouwen stropen.
  • We moeten geen slapende koeien wakker maken.
  • We moeten maar eens een polsstokhoogte nemen.
  • We moeten maar even kijken hoe de vlag ervoor hangt.
  • We moeten niet aan een half paard trekken.
  • We moeten niet te hoog van de toren springen.
  • We slaan elkaar er wel doorheen.
  • We zien wel hoe ver ’t schip strandt.
  • We zitten hier als vissen op elkaar.
  • Wie een kuil graaft voor een ander is een werknemer.
  • Wie een kuil graaft voor een ander, wordt moe.
  • Wie laat begint, mag vroeg weer naar huis.
  • Wie niet horen wil, moet maar zien.
  • Wie niet slim is moet sterk zijn.
  • Wie niet sterk is, moet de lakens uit delen.
  • Wie niet voelen wil, moet maar horen.
  • Wie niet waagt, blijft maagd.
  • Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zigzag.
  • Wie zich brandt zit op de gebakken blaren.
  • Wij roeien met onze eigen riemen.
  • Wil er nog iemand iets uit de kantine vernuftigen.
  • Wilt u mij even executeren.
  • Zaken op orde stellen.
  • Zal ik die tekst even voor je copuleren?
  • Ze hebben er oren naar getoond.
  • Ze komen als paddestoelen uit de lucht.
  • Ze moeten de juiste vinger op de plek leggen.
  • Ze roepen en blazen heel hard van de toren.
  • Ze willen bij dat bedrijf graag een vinger tussen de deur krijgen.
  • Ze zoekt altijd de schuld in eigen boezem.
  • Zich steen en been ergeren.
  • Zij gaat vast een berg stelling maken.
  • Zij hebben een huis van een kast.
  • Zitten er geen appeltjes onder het gras?
  • Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasstel.
  • Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gastarbeiders.
  • Zoals de waard is, trouwt hij zijn gasten.

Weet jij nog Verbasterde of foute Spreekwoorden? Laat dan een bericht achter.

Betekenis opzoeken van spreekwoorden of gezegden

Heb je nog niet gevonden wat je zocht? Gebruik dan de zoekfunctie rechtsboven.

7 thoughts on “Verbasterde of foute Spreekwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.